Uren de zangkunst

Rietje Hendriks

Hoofdstuk :'Schaduwen van onsterfelijke stemmen', blz. 54: 'Het gambiet om de zangers rollen te geven waarin ze voor een zanger spelen, is de laatste jaren uit - gebreid door het leven van beroemde historische zangers als basis te nemen. De resultaten hiervan zijn zo catastrophaal, dat ik ze liever met de mantel der liefde bedek. Een Margharita Carioso gaf een aan - vaardbare Patti, een Cebotari zelf heeft in een Verdifilm voor Teresina Stolz en later ook voor Maria Malibran gespeeld. Maar hoe men ooit een talentloze blaaskaak als Mario Lanza heeft kunnen uitkiezen om Caruso te verbeelden, is een raadsel waarvoor alleen Hollywood de oplossing kent. Daarbij zijn deze films in de regel historisch volkomen onjuist, zoals de Melbafilm met Patrice Musel. Zelfs de Duitse Tauberfilm met Rudolf Schock (die tenminste de moeite deed om vocaal op Tauber te gelijken) bleek een jammerlijke, artistieke ontsporing.

Riemens spreekt hier over de zoetsappige films, die in de jaren '50 van de vorige eeuw gemaakt werden over beroemde (opera)zangers. Wanneer een bewonderaar van Lanza, de criticus Riemens zo te keer hoort gaan over zijn idool, zal hij van ergernis wel in zijn stoel gaan verzitten. Ik bevind mij hier persoonlijk helemaal alleen tegenover mijn pc en er is  niemand in de buurt om zijn mening ten beste te geven; dus moet de lezer het maar met mij doen als 'scheidsrechter'. Lanza had zeker talent maar was zwak van karakter. Was dit niet het geval, dan had hij langer gestudeerd en meer ge - luisterd naar mensen die wijzer waren dan hij. De keuze van Mario Lanza als vertolker van de rol van Enrico Caruso, is op zijn minst ongelukkig te noemen en werd niet uit artistieke, maar uit commerciële motieven ingegeven. Lanza zong tijdens zijn leven een uitgekozen commercieel repertoire en zolang hij zich aan evergreens en Italiaanse liedjes hield, was zijn gebrek aan techniek en inzicht enigszins te verdragen.

Hij zong zijn gehele werk vaak op dezelfde grove en onartistieke manier. Hij had nauwelijks besef van goede frasering en zette zoveel kracht op zijn strottenhoofd dat hij regelmatig detoneerde. Is het dan verwonderlijk dat Riemens die een Caruso-kenner bij uitstek was, Mario Lanza als 'blaaskaak' afschilderde?

Je moet gewoon bij dergelijke zangers je gevoel voor perfectie uitzetten en proberen te genieten van het gebodene; dan is het repertoire van Lanza best te pruimen. Kun je dat niet, dan is zo'n zanger eerder een beproeving dan een genot.

Zijn kennis Rudolf Schock spaarde hij ook niet in zijn kritiek. (Schock bezocht in de jaren '60 van de vorige eeuw de familie Riemens eens thuis aan de Hubertus - laan te Maastricht. Tot zijn grote ontsteltenis ontwaarde hij op de drempel van het huis de jonge zoon Folkert die een kat onder zijn armen hield. De tenor uitte zich in zelfbeklag en beweerde dat hij allergisch was voor katten. Hij hield bij hoog en bij laag vol dat zijn stem schade zou lijden, indien de kat in de buurt bleef; niet wetende dat er binnen 6 andere 'poezelige' soort - genoten op hem zaten te wachten).

Kleine kunst door grote zangers

Hoofdstuk: 'Kleine kunst door grote zangers' blz.75: Riemens beweert hier dat grote zangers ook groot kunnen zijn in een meesterlijke vertolking van een 'niemendalletje'.

Een alleraardigste gedachte, waarbij moet worden aangetekend dat veel bekende zangers het populaire genre geprobeerd hebben te beoefenen. Weinigen zijn hierin geslaagd en de meesten zijn op hun paden teruggekeerd richting opera.

'Het is een verwonderlijk feit dat men vele der werkelijk grote zangers pas op hun best hoort, wanneer zij op het eind van hun concert aan de toegiften toegekomen zijn. Ten eerste zijn ze dan natuurlijk vocaal op hun best, omdat hun stem dan dikwijls pas ten volle is opgewarmd en ingezongen. Maar ook hun persoonlijkheid schijnt dan geheel tot haar recht te komen, in composities, die op zichzelf vaak niets om het lijf hebben.... Het resultaat is dan vaak zo frappant dat het liedje volkomen met de zanger(es) wordt geïdentificeerd en men het van niemand anders meer kan horen. Een modern voorbeeld hiervan is Victoria de los Angeles, die steevast ieder concert besluit met 'Clavelitos' van een zekere Valverde, een toegift, waarvan de aankondiging al met gejuich begroet wordt. Het is misschien wel goed dat onze muzikale snobs, die hautain de neus optrekken voor alles wat het etiket 'lichte muziek' draagt, niet weten dat dit deuntje in feite een Spaans...cabaretliedje is, indertijd gecreëerd door de chansonnière Raquel Meller'.

Nederig

Riemens wist dat ware artisticiteit altijd gepaard gaat met nederigheid. De grootste kunstenaars zijn meestal nederig van aard. Zij weten dan ook het eenvoudigste lied om te toveren tot een kunstige creatie. Leo Riemens bezat naast al zijn kennis ook een geestelijke transcendente kwaliteit, die hem in staat stelde opmerkelijke waarnemingen te doen, zoals beschreven in het hoofdstuk 'Magische Frase'. Riemens wist zich vaak aangevallen door de 'tegenpartij' en wellicht om zicht te beschermen schreef hij over 'snobs' en 'philistijnen'. Hoe meer hij zich inzette voor de in zijn ogen ware kunstuiting, des te meer had hij zich te verdedigen tegen aanvallen van andersdenkenden; waardoor hij misschien de air van 'meedogenloze' criticus meekreeg.

Niemandalletjes

Uit hetzelfde hoofdstuk pag. 76: 'Er zijn zangers, die deze gave, om alles wat ze aanraken tot goud te maken, in hoogste mate hebben. Evenals voor koning Midas kan dat voor hen ook onaangename gevolgen hebben, zoals bij een Richard Tauber, de fijnzinnige Mozart- en Schubertinterpreet, die tenslotte zo veel rommel ging zingen, dat het publiek hem uitsluitend daarmee ging identificeren en vergat dat hij in de eerste plaats een kunstenaar was. Iets van die aard was ook het geval met John McCormack, die letterlijk van alles op de plaat gezongen heeft, van Hugo Wolf's Ganymed tot aan 'Sonny Boy' toe. Maar vergelijkt u zijn vertolking van deze laatste Schlager eens met die van Al Johnson, met diens onverkwikkelijke dikdoenerij en u zult het verschil horen tussen een kunstenaar en een kunstenmaker.

In deze laatste alinea herkennen we Leo Riemens in optima forma. Hij kan meteen voorbeelden te over aanhalen over muzikale 'niemendalletjes', die zowel door een groot operazanger als door een variété-artiest gezongen worden.

Op dezelfde pagina: 'Als ik zo 's morgens eens naar de 'Arbeidsvitaminen' luister - niet dat ik die ooit aanzet, maar mijn buren wel, zodat ik er toch niet aan ontkom - dan bekruipt me altijd de gedachte: hoe anders zouden die deuntjes klinken als ze eens werkelijk gezongen werden. Ik hoor ze gecrooned, geschreeuwd, verkracht door moedwillig lelijk gemaakte stemmen, schallend door een echokamer of onherkenbaar opgeblazen als monsterlijke vocale luchtballonnen, gestameld door infantiele juffrouwen, die proberen te klinken als een vroegwijs kind van vijf, geknord door vrouwelijke grocstemmen waaruit men de whisky meent te ruiken, gekweeld door tenoren met falsetstemmen, kortom uitgevoerd op alle onmogelijke manieren, maar vrijwel nooit gezongen'. Hoewel de woorden van Leo Riemens lang geleden geschreven zijn; boeten ze aan kracht niet in. Het gekweel en geschreeuw is alleen maar toegenomen. We zijn nu zover dat we in de kranten kunnen lezen dat 'moderne zangers' vaak niet meer 'live' kunnen zingen vanwege de stemproblemen. Een artiest verwoordde het zo aan mij: "Van de drie zangers, zijn er zeker twee die knobbels op hun stembanden hebben;  dan wel grote stemproblemen kennen".

 


 

Persoonlijkheid

 Waar lag volgens Riemens dan de geheime oplossing van dit 'probleem': Pag.78: '...Om dus eenvoudige niemendalletjes te kunnen zingen dient men kunste - naar en persoonlijkheid te zijn, met een gave die 'niet aan te leren of in te studeren was'...'Het is eenvoudig concentratie en fantasie. Deze zangers leven zich bij ieder lied zo volkomen in dat ze ieder woord, dat zij zingen, beleven, ieder beeld plastisch voor zich zien. Zingen ze over een roos, dan zien ze die niet slechts in volle kleur voor zich, maar dan ruiken ze deze zelfs. Hun neusvleugels verwijden zich en hun stem krijgt een iets ander kleur en expressie, die niet in te studeren is. En door hun intensieve gedachten-  concentratie dragen ze dit beeld op het publiek over'...

Nog sterker zegt Ernest Newman het, aangehaald door Riemens in de volgende alinea: 'Het is goed om deze zangkunst eens in dienst te horen van lichte muziek, want zulke schoonheid, zulke phrasering en zulke fijne gevoelsuitingen zijn alleen mogelijk bij Kunstenaars, die het grootste deel van hun leven in gezelschap hebben doorgebracht van Wagner, Wolf, Mozart, Verdi en andere meesters'.

"Uren der Zangkunst' was het boek waarin Leo zijn hele ziel en zaligheid gelegd heeft. Daarom kunnen we hem hierin goed leren kennen en begrijpen.
 

Stem van het volk?

Riemens' kracht was gelegen in de directheid waarmee hij zijn persoonlijke mening weergaf. Als een exponent van zijn tijd (geb. 1910) wist hij de gevoelens te ver - woorden van een gedeelte van de Nederlandse bevolking, dat over vele zaken dacht zoals hij en zich in zijn meningen kon herkennen. Dat gold zowel voor Riemens' muzikale visie als zijn opinie over gebeurte - nissen op het sociaal-maatschappelijk vlak. De reacties die de journalist als tv-recensent heeft opgeroepen in de jaren '60 zijn interessant, omdat zij ons een betere kijk geven op zijn persoonlijkheid. Anderzijds zijn de ingezonden brieven op zijn publicaties zonder meer van historisch belang. Riemens' artistieke inbreng overstijgt zijn persoonlijke ontboezemingen als tv-criticus. In die laatste hoedanigheid zette hij zich af tegen gebeurtenissen die reeds 50 jaar achter ons liggen en daarmee gedateerd aandoen. Blijft echter zijn inbreng in onze culturele wereld, die aan werking weinig heeft ingeboet. Het schijnt me toe dat Riemens' lezingen en toelichtingen tegenwoordig nog steeds velen aanspreken. Wie bovendien de brieven van de televisiekijkers leest, zal meteen getroffen worden door het feit dat men toen ook al kloeg over de kwaliteit van het gebodene (!)

Vooral in de roerige tijd van eind jaren '60 van de vorige eeuw, stond Riemens als tv-recensent om zijn uitgesproken visie. Uit die periode dateren ook tal van brieven die lezers en televisiekijkers aan hem per - soonlijk gericht hebben. Een van de twee archiefdozen, ons door de familie ter hand gesteld, was gevuld met dergelijk schrijven. Zonder de bewuste recensies gezien te hebben kan de lezer van die brieven zich toch een duidelijk beeld vormen van een deel van televisiekijkend Nederland in die dagen.


 

Zwak voor populair

Riemens zag zichzelf niet als een 'beschermer der schone kunsten', die uit hoofde van deze ridderlijke opdracht alles maar verfoeide wat niet naar klassieke schoonheid riekt: Pag 79: '...Ik heb een zwak voor populaire liedjes, die een vitaliteit hebben, die menig gewrongen kunstwerk mist. Maar daarom juist meen ik dat deze liedjes recht hebben op een uitvoering, die precies dezelfde zorg en toewijding heeft als welke 'zwaardere' compositie ook... Ik heb iets tegen kreuners, die hun klachten uitjammeren met hun lippen tegen de microphoon geperst, die van hun stem een slecht geïmiteerd Würlitzer orgel maken waarvan de deining me een zeeziekte bezorgt. Ik heb iets tegen schreeuwers, die hun stem laten opblazen tot monsterlijke vocale luchtballonnen, terwijl men ze binnenskamers nauwelijks zou horen...Ook vergeet ik niet dat ik iets tegen filmhelden heb, die zonder serieus zang gestudeerd te hebben, zich opwerpen tot 'tweede Caruso's' en zo de argeloze smaak van het miljoenenpubliek verpesten'. 

Riemens was en bleef vanaf het begin van zijn carrière een factor waar rekening mee te houden was. Hij gaf onomwonden zijn persoonlijke mening weer over muziek en later als tv-recensent over tal van uitzendingen. Zowel op het gebied van de cultuur als in zijn repliek op sociale gebeurtenissen in de jaren '60 van de vorige eeuw. In een tijd waarin vele taboes doorbroken werden, was hij zeker behoudend te noemen.


 

Controversieel

Leo Riemens was een controversieel figuur, die zich reeds in de jaren '50 van de vorige eeuw geliefd en gehaat wist. Als een echt artiest kon hij voor de door hem zo beminde kunsten in vuur en vlam raken. Met een gezonde portie zelfkennis schreef hij in de in - leiding van 'Uren der Zangkunst' op pag. 14: 'Het is mij niet mogelijk een objectief boek te schrijven. Muziek is daarvoor een te subjectief onderwerp. Indien men zich door een of andere uitlating gegriefd mocht voelen, dan komt dat alleen doordat ik mij over dat onderwerp mijnerzijds gegriefd gevoeld heb. Ik kan echter niet anders dan mijn persoonlijke overtuiging neer - schrijven...'

Wie zich over de figuur van Riemens buigt, komt er tijdens de bestudering van al zijn werk al gauw achter, dat hij meer cosmopoliet dan Nederlander was. In ieder geval met betrekking tot zijn grote liefde, de opera en de prestaties van de grote en kleine vertegenwoordigers van deze kunstuiting: de zangers. Nog voordat Riemens op 15-jarige leeftijd begon met het verzamelen van geluidsdragers, had hij reeds met zijn familie een deel van de wereld afgereisd. Daarenboven woonde hij een tijd in Den Haag en Amsterdam, steden waar het culturele leven zich concentreerde. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de jonge Riemens het talent bezat om over de staatsgrenzen heen te kijken en vooral uit te zien naar wederwaardigheden, die zich op het internationale operavlak voordeden.
 

Sängerlexikon


In de inleiding van het hier veel geciteerde boek 'Uren der Zangkunst' speelt de schrijver reeds in 1954 in op het grote werk dat zijn leven in beslag nam. Pag. 13:'Sinds jaar en dag werk ik aan een lijvig wetenschappelijk werk: de biografieën van alle zangers die op de plaat vereeuwigd zijn. Maar dit wordt een naslagwerk dat voor ons land te groot is'.

Bakermat

 Leo Riemens stond aan de bakermat van het 'Sängerlexikon', dat momenteel uitgegroeid is tot een reusachtig naslagwerk. Met zijn opmerking dat Nederland te klein is voor een dergelijk monument heeft de schrijver gelijk gekregen. Volgens Frits van Lijf, bewerker van het 'Groot Operaboek', dat in 1989 door Uniepers werd uitgegeven en jarenlange huis - vriend van de familie, heeft Leo Riemens zich tot aan zijn dood toe verzet tegen de nieuwe opzet van het 'Sängerlexikon'. Hij beweert dat de operajournalist geen brood zag in de vermelding van de biografieën van zangers die geen plaatopnamen gemaakt hadden. Net die plaatopnamen vormden volgens Riemens het kader waarbinnen de biografieën gestalte konden krijgen.

'Met het louter vermelden van zangers en hun carrière in het 'Sängerlexikon', was volgens Leo het einde zoek en zou het lexikon nooit voltooid raken. Hij heeft tijdens zijn leven geen toestemming gegeven tot deze ingrijpende verandering. Na zijn dood heeft zijn weduwe Riet Riemens-Hendriks in 1986 echter schriftelijk toegestemd in de nieuwe plannen', aldus Frits van Lijf.

Deze bewering van huisvriend Van Lijf staat dus wel haaks op de uitspraak van dr. K.J. Kutsch in het huisblad van Saur-Verlag '' ... Leo Riemens, war nur schwer zu bewegen, dieser neuen und in mancherlei Hinsicht ganz anderen Form des Lexikons zuzustimmen, willigte aber schliesslich doch ein!'


Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin