
Riemens en zijn bewerkers
Riemens versus van der Spek
Leo in het begin van de 20ste eeuw als kind.
Machteld schrijft: "In 1993 is een nieuwe editie van Riemens 'Operaboek' uitgebracht onder redactie van Peter van der Spek (Titelgegevens`: Leo Riemens, Elseviers Groot Operaboek, Vierde herziene druk, Elsevier, Amsterdam/Brussel, 1974. Leo Riemens, Groot Operaboek, bewerkt en uitgebreid door Peter van der Spek, Uniepers b.v., Abcoude 1993.) In het 'Ten Geleide' op pagina 9 van deze uitgave maakt de auteur onder andere melding van het feit dat hij om ruimte te besparen een aantal opera's, die nu vergeten zijn en historisch nooit van betekenis waren, heeft laten vervallen. Uit pure interesse ben ik gaan vergelijken hoeveel en vooral welke opera's dit waren. Tot mijn grote verbazing werden er 49 (negenenveertig) opera's uit de inhoudsopgave geschrapt die Leo Riemens ieder onder een eigen kopje bespreekt. De eerlijkheid gebied me te zeggen dat Van der Spek verscheidene nieuwe opera's die volgens hem ( thans) weer tot het repertoire behoren heeft toegevoegd aan de nieuwe editie. Deze uitgave is dan ook een aanzienlijk dikker boek geworden. Maar terug naar de Riemenscollectie.
Titels geschrapt
Het volgende wat ik mij afvroeg was: welke van deze geschrapte 49 titels bevindt zich feitelijk in de Riemens-collectie? Om deze vraag verder uit te splitsen heb ik de platen met hoogte - punten buiten beschouwing gelaten en ben ik uitgegaan van de complete opera's. Voor zover ik kon nagaan heb ik 21 van deze titels terug kunnen vinden op de uitdraai van het Riemens - bestand. Van ongeveer 10 van deze titels bestonden zelfs meerdere exemplaren. Nu ik terug was bij wat er zich in werkelijkheid op plaat in de collectie bevond, realiseerde ik me dat van de componisten van deze kennelijk minder belangrijke titels een tweetal opera's aanwezig zijn die zelfs in het geheel niet door Riemens, noch door Van der Spek worden genoemd. Al snel bleek dat het inderdaad minder van belang is om deze operatitels in een operaboek als zo - danig te vermelden, maar dat het in het belang van de platencollectie interessant is om deze titels te vermelden, aangezien ze wellicht juist door hun historische betekenis bijdragen aan het unieke karakter van deze collectie. De plaatgegevens zijn:
1 DC 4461 Montemezzi, l Íncantesimo. 1 LP; "The Golden Age of Opera', World Premiere; October 9. 1943; NBC Symphony Orchestra conducted by Italo Montemezzi (!) with Sved, Della Chiesa, Berini, Lazzari, Private Record Not for sale; plaatnummer EJS-177A/B; zonder hoes en dus geen begeleidende tekst.
2 DC 1813 Rimsky-Korsakov, Legende de la ville invisible de KITeGE en de la vierge Fevronia. Legende musicale en 4 actes et 6 Tableaux. Livre de Vladimir Bielski par Les Solistes et les Choeurs du Theatre Bolchoi de Moscou et le Grand Orchestre Symphonique de la Radio de l'U.R.S.S., sous la direction de Vassili Nebolssine; Le Chant du Monde; 3 lp's , plaatnummers: LDX-A-8227-28-29.
De vraag is natuurlijk in hoeverre deze werken heruitgebracht zijn op LP of CD. De Legende is in een bewerking voor orkest aanwezig in de Centrale Discotheek in vier verschillende uitvoeringen. Montemezzi's l'Incantesimo is echter niet aanwezig in de Centrale Discotheek en bovendien niet bekend bij de gangbare platenmaatschappijen. Wellicht een werkelijk unieke langspeelplaat..."
De gangbare mening
We laten Peter van der Spek zelf aan het woord om uit te leggen hoe hij een nieuwe editie van Riemens' boek bezorgt. In het 'Ten Geleide' van de eerder besproken uitgave van het 'Groot Operaboek' uitgegeven door Uniepers te Abcoude in 1993 zegt hij :" Tijdens de voorbereiding van de huidige editie heb ik grote delen van de tekst moeten herschrijven om het boek op een lijn te brengen met de huidige stand van het musicologisch onderzoek, de gangbare meningen in de operawereld en de theaterpraktijk van de jaren '90. Niet alleen het operarepertoire, ook de mentaliteit van de regisseurs en die van het publiek is in enkele decennia sterk veranderd.
Daarom zijn enige inmiddels archaïsch aandoende elementen uit het boek verwijderd. Daar komt nog bij dat de revolutie van de compact disc, en in het kielzog daarvan een toevloed van heruitgaven van oudere opera-opnamen en opnamen van eens beroemde zangers, de moderne operaliefhebber de mogelijkheid biedt meer dan zestig jaar operageschiedenis in tastbare klank te beluisteren. In overleg met de uitgever heb ik dan ook besloten om aan alle in dit boek behandelde opera's een discografie toe te voegen en voor een aantal zeer belang - rijke opera's een aparte beschouwing te wijden aan diverse opnamen.
Om ruimte te besparen- ook al is de nieuwe editie een aanzienlijk dikker boek geworden dan de vorige uitgave- heb ik een aantal opera's, die nu vergeten zijn en historisch nooit van betekenis waren, laten vervallen. Daartegenover heb ik verscheidene opera's , die thans (weer) tot het repertoire behoren, in deze nieuwe editie opgenomen. Zo ontbraken in de vorige edities de opera's van Händel, een aantal opera's van Britten, Krenek, de minder bekende opera's van Mozart enz. Voorts heb ik in een aantal gevallen de samenvatting van het libretto herschreven, hetzij omdat tegenwoordig andere versies (reconstructies, revisies, hernieuwde 'Critische Uitgave') van de partituur gebruikt worden. Een aantal historische vergissingen heb ik hersteld. Niettemin heb ik de kritische observaties van de oorspronkelijke auteur gehandhaafd voor zover die nu nog van betekenis zijn en dat in de toelichting nadrukkelijk aangegeven".
Uit het onderzoek van Machteld van de Putte inzake 'Riemens versus van der Spek', krijgen we ook wat meer inzicht in de geschiedenis van Riemens' 'Groot Operaboek'. De vraag is of opera's 'die nu vergeten zijn en historisch nooit van betekenis waren', zoals Van der Spek zegt, in den getale van 49 stuks uit het boek verwijderd moesten worden!
Bescheiden vergelijking van twee bewerkingen
In weerwil van het eresaluut dat Van der Spek brengt 'aan de man die zich een leven lang heeft ingespannen om muziekliefhebbers de weg te wijzen in operaland' (Ten Geleide pag. 9), krijgt de lezer toch al gauw de indruk dat naast het schrappen van de 49 titels, veel informatie opgeofferd is aan het 'op een lijn brengen met de huidige stand van het musicologisch onderzoek'. De uitgave van het 'Groot Operaboek' bij Uniepers uit 1989 en bewerkt door Frits van Lijf, een jarenlange huisvriend van de familie Riemens, houdt rekening met de mening en overtuiging van de overleden oorspronkelijke samensteller. Hierin vindt men het 'Beknopt Historisch Overzicht' terug, met de markante uitspraken van Riemens over operadirigenten en regisseurs. Ook de 'Beroemde Operacentra' staan er nog in vermeld. Van Lijf die een bij - zondere vriendschap met Riemens onderhield, schrijft in het 'Ten Geleide': "Gedurende een aantal jaren, alleen onderbroken door ziekte of vakantie, werd de zaterdag vanaf 11 uur ingevuld door mijn bezoek aan Leo en Rietje Riemens. Het aanvangsuur van ons samenzijn stond vast, daar zetten we de klok op gelijk, het tijdstip van weer naar huis gaan lag meestal laat op de avond. Alhoewel opera niet het enige was dat ons bond, was opera natuurlijk wel een heel belangrijk bestanddeel van onze relatie. Deed ik in het begin nog pogingen alles te onthouden wat Leo mij die dag weer had verteld en was mijn rol in eerste instantie die van luisterende, later veranderde dat in diepgaande dialogen. Naast een deel van zijn kennis dat ik in de loop van de jaren meekreeg, heeft Leo toch in de eerste plaats zijn diepe bewogenheid over de operakunst op mij overgebracht en zo een warm medestander 'gevormd'. Vele uren hebben we samen genoten, vele uren hebben we ons ook geërgerd over vooral die uit - voerenden, die meenden aanwijzingen van de componist buiten beschouwing te kunnen laten of nog erger, nadrukkelijk tegen de wil van de componist in te moeten handelen... Van kort bij en in vroeg stadium was ik dan ook getuige van de aanzet om tot nieuwe uitgave van het 'Groot Operaboek' te komen. Met groot enthousiasme hervatte Leo zijn werk om nieuwe opera's te gaan beschrijven. Een aanzet werd gemaakt om de uitgave van 1974 te actualiseren. Een nieuwe uitgever zou wel komen..."
Grootse bijdrage

Summa summarum blijkt dat Leo Riemens ontegenzeglijk een grootse bijdrage aan de Neder - landse en Europese operacultuur geleverd heeft en met zijn eigengereide maar goed onderbouwde visies het operakamp splitste in voor- en tegenstanders. Daarenboven ontrukte hij voor een deel de mooiste melodieën aan de noodlottige gang van de wereld en wist zijn muziek, die hem zo dierbaar was, toch te bewaren.
Magisch
Deze laatste overweging werd door Leo Riemens zelf op een ideële manier ontkracht. In het hoofdstuk 'De magische fase' van het boek 'Uren der Zangkunst' op pagina 82 schrijft hij: '...Want hoewel ik het niet kan verklaren, ik heb ergens een vage theorie dat alle kunst onvergankelijk is. Zelfs toen de grammophoon de klanken nog niet optekende. De zanger zong en de klank verstierf op het moment waarop hij ontstond. Hij leefde alleen nog voort in de herinnering van hen, die hem hoorden. Zij stierven op hun beurt en daarmee moet de herinnering verdwijnen. Maar is dat zo? Hoe komt het dan, dat een naam als Jenny Lind nog steeds legendarisch is, dat een Malibran en Grisi, een Pasta, nog altijd niet volkomen zijn vergeten? Uitsluitend namen? Ik betwijfel het... Vele stemmen kende ik van de plaat, maar van anderen, als Jean de Reske, Lucienne Breval, Messchaert, of Carl Perron bestaan geen platen. En toch wist ik intuïtief hoe hun stem geklonken moet hebben... ikzelf had voor dit fenomeen geen verklaring, maar mijn intuïtieve beschrijving bleek steeds correct te zijn (tijdens een gesprek met een oude heer die deze zangers wel gehoord had). Het was pas jaren later, in een gesprek met Roland Hayes, dat deze mij een verklaring voor dit verschijnsel gaf: "Die zangers zijn niet gestorven", zei hij, "die stemmen ZIJN en ze zijn in jou en in mij en in ieder die openstaat om ze te horen. Geen enkele stem, geen enkele kunst is sterfelijk. Ieder werkelijk grote phrase, die wij zingen, blijft altijd voortbestaan". Dit verklaart waarom bepaalde phrases van enkele zangers mij een leven lang achtervolgd hebben. Soms via een plaat, soms via een concert. Er zijn kunstenaars, van wie vrijwel ieder lied zulke subtiele momenten van de allerhoogste verrukking heeft. Anderen hebben het een enkele maal. De meesten, zelfs de beroemden, hebben het nooit'.
Elders schrijft Riemens: 'Essentieel is de grammo - phoonplaat een victorie over tijd en dood en maakt zij die kunst onsterfelijk, die eens de meest vervliedende van alle was'. {Uren der Zangkunst, blz 49} . Met deze schijnbare tegenspraak heeft Riemens een bedoeling, die duidelijk wordt op pagina 83: 'Een zangeres van wie vrijwel iedere toon pure magie was, is Adelina Patti. Ik schrijf 'is', want door haar platen, kan men haar nog altijd beleven'.
Operaland?
Nederland is geen opera minnend land bij uitstek, dat is waar. U zou echter versteld staan hoeveel harten Leo sneller liet kloppen met zijn verhandelingen en recensies over operamuziek.
Mille Voci Una Stella
Als kind was Leo nog rijkelijk voorzien van lokken..
Tijdens een van de gesprekken die ik had met dr. K.J. Kutsch, stelde deze mij een Italiaans boek ter hand. In dit verbazingwekkende werk, waar Leo Riemens met zijn waardevolle tips aan mee heeft gewerkt (!), staan de biografieën vermeld van al de operazangers die het Joodse volk ons geschonken heeft. Het blijkt dan dat al de grote zangers Joden waren! Het speciale aspect van dit intrigerende werk was wel de toevoeging van enkele cassettes waarop een keur van de besproken Joodse zangers ook daadwerkelijk te horen is. Deze muzikale noot maakt 'Mille Voci Una Stella' de moeite waard en brengt op onnavolgbare wijze de kunst van reeds gestorven operazangers naar voren.
Luciano di Cave. Mille Voci Una Stella. Il contributo degli esecutori vocali ebrei o di origine ebraica alla musica operistica e classica. Carucci editore Roma.
Samensteller di Cave wist Leo Riemens in ieder geval op waarde te schatten, getuige de volgende regels: 'il famoso musicologo Leo Riemens, mancato improvvisamente il 3 Aprile 1985. Ho avvuto con lui una fittissima corrispondenza e sarebbe troppo lungo elencare qui tutti nomi e le notizie che mi ha fornito. A lui vada ancora la mia riconoscenza per la gentilezza e la disponiblita dimonstratemi'.
Fundamentalist?
Voldeed volgens Riemens een artiest niet aan de eisen die het werk stelde, dan bleek de criticus vaak genadeloos en sabelde hij de man of vrouw zonder pardon neer. Deze mening heerst in ieder geval bij velen, die klaar staan met hun oordeel over Riemens. Zo had ik ooit telefonisch contact met een archivaris van de NCRV. Zodra de man hoorde dat ik een onderzoek instelde naar de figuur van Leo Riemens, beweerde hij dat hij nooit een positieve recensie van hem gezien had. Volgens deze archivaris was de operajournalist niet eens behoudend traditioneel, maar een representant van cultureel fundamentalisme.
Behoudend
Met zijn bewering zat de NCRV'er niet eens zover bezijden de waarheid. Leo Riemens hield zeker niet van vernieuwende invloeden, wanneer die zijns inziens het werk onrecht aandeden. Hij heeft zich hier dan ook zijn hele leven tegen verzet. Riemens' voorkeur ging uit naar een authentieke opvoering van opera's, zoals de bedoeling van de componist was. Hij had de idee dat een eigentijdse (en dikwijls eigenwillige) interpretatie van een historisch werk bijna tot de onmogelijkheden behoorde, omdat de geest van een historisch werk zich daar niet voor leent. Dat mag dan traditioneel klinken, maar staat wel garant voor een waardige uitvoering van het werk. Riemens gaf de voorkeur aan de oorspronkelijke opvoering en beweerde dat de regisseurs dikwijls niet eens de moeite nemen om het werk goed te bestuderen.
De regisseur
Zoals genoteerd uit het 'Groot Operaboek', bewerkt door Frits van Lijf en uitgegeven door Uniepers in 1989, gaat de schrijver onder de kop 'De Regisseur' nog even iets verder (pag.21): 'Pas de laatste dertig tot veertig jaar is de regisseur in de opera een figuur van betekenis geworden, die momenteel zelfs een te grote betekenis gekregen heeft. De moderne tendens is alle aanwijzingen van componist en librettist te negeren en van iedere uitvoering een geheel nieuwe te maken. Daar de opera slechts een kleine marge van af - wijkingen in de uitvoering toelaat, kunnen excessen zo niet uitblijven. De regisseurs zijn niet tevreden een uitvoering te verzorgen zoals deze werd voor - geschreven, maar willen alleen hun 'eigen visie' op het werk geven. Aanvankelijk was deze reactie op een ongetwijfelde verstarring nuttig, maar het heeft er alle schijn van dat deze in een ander uiterste van verstar - ring is uitgelopen. Iedere nieuwe enscenering poogt anders te zijn dan andere en het werk en de bedoe- ling van de auteurs komen zo achter te staan bij de persoonlijke eerzucht van de regisseur. Ook het teruglopen van werkelijke persoonlijkheden onder de zangers is te wijten aan het feit dat hun iedere beweging wordt voorgeschreven en hun eigen initiatief gedood wordt. Het is paradoxaal dat juist in de tijd toen de regie volkomen conventioneel was, de zanger-acteur veel meer mogelijkheden had zijn persoonlijk- heid te ontplooien...
Het toneelbeeld toont dezelfde ontwikkeling. Ook hier doet zich een merkwaardige paradox voor. Toen de aankleding van en opera conventioneel en volgens de voorschriften van de auteurs was, bleef deze steeds aangepast aan de voortschrijdende tijd. Hoe historisch accuraat een kostuum of decor ook bedoeld was, toch kan men onmiddellijk zien uit welke tijd het dateert. De tegenwoordige aankleding die vaak dwars tegen alle logica ingaat - om te zwijgen van de bedoeling der auteurs - veroudert echter nog veel sneller, zodat het nu noodzakelijk is de enscenering van een opera iedere drie jaar radicaal te vernieuwen. De beste enscenering is mijns inziens echter steeds diegene die volkomen in overeenstemming is met de gegeven voorschriften in het werk en die welk het dichtst de geest van dat werk benadert.
Verre van de opera aan te passen aan de nieuwe tijd, dient de nieuwe tijd zich aan te passen aan het werk dat het beleven wil. Als men daar niet toe is staat is blijft altijd de oplossing: nieuwe werken van deze tijd te scheppen.'
Eigen gelijk
Hier spreekt een man die overtuigd is van zijn gelijk. Velen en voornamelijk de aangesproken opera - regisseurs zullen het niet eens zijn met Riemens' mening. Zekere uitlatingen zijn absoluut tegen het zere been en het verklaart ook de weerzin die een deel van opera minnend Nederland tegen de opera journalist had.
Moeten we de woorden van Van der Spek in de bewerkte en uitgebreide uitgave van het 'Groot Operaboek' uit 1993 in het 'Ten Geleide' dan ook zo begrijpen? Daar wordt melding gemaakt van : 'het herschrijven van grote delen van de tekst om het boek op een lijn te brengen met de huidige stand van het musicologisch onderzoek, de gangbare meningen in de operawereld en de theaterpraktijk van de jaren 90?'
Pag.9: 'De mentaliteit van de regisseurs en die van het publiek in enkele decennia sterk veranderd is'. 'Daarom', zo gaat de bewerker verder,' zijn inmiddels archaïsch aandoende elementen uit het boek verwijderd'.
Het blijft natuurlijk de vraag of de uitgesproken- en onder de vakbroeders dikwijls niet gewaardeerde - mening van de oorspronkelijke samensteller van het 'Groot Operaboek' 'archaïsch' is, omdat de schrijver reeds geruime tijd dood is en hij gedurende zijn hele leven voor zijn controversiële maar goed onder - bouwde visies gestreden heeft.
Over het graf heen
Wat zou Riemens ervan gezegd hebben, indien hij wist dat er een grote streep was gegaan door zijn meningen in de nieuwere uitgave van het 'Groot Operaboek?' Ik denk het volgende: "Wie oordeelt wat zwakheden zijn? De passages die de een zwak noemt, zal een ander juist erkennen als genieflitsen! Als wij een schilderij, een gedicht, een gebouw, een beeld bewonderen, dan hebben wij dat te ervaren met alle eventuele zwakheden. Soms zijn het juist de zwak - heden, die het werk zijn eigenaardige bekoring geven". De schrijver heeft deze woorden persoonlijk opgetekend in het hoofdstuk 'Met schaar en lijmpot. De coupure' in 'Uren der Zangkunst' op blz. 166.
Het publiek heeft in nieuwe bewerkingen van het 'Groot Operaboek' recht op de mening van de oorspronkelijke schrijver, willen we de geest ervan respecteren. Het onderwerp van deze besprekingen is namelijk nog altijd de opera en ondanks het toejuichen van vele vernieuwende invloeden, blijft de visie van Riemens haar geldigheid behouden, zolang mensen zich niet tevreden stellen met een uitvoering van 'Fidelio' waarin een Florestan zijn dramatische aria 'In des Lebens Frühlingstagen' zingt in een kleerkast en te keer gaat met vrouwelijke nachtgewaden, die hij spastisch over zijn lijf probeert te trekken, zoals een uitvoering van de opera te Stuttgart ons in maart 1998 presenteerde. Overigens gaan we tijdens de bespreking van 'Uren der Zangkunst' verder in op Riemens' mening aangaande de operaregie.
Don Quichotte tegen de (Nederlandse) windmolens
Leo Riemens nam geen blad voor de mond, wanneer hij meende dat de zo door hem gewaardeerde kunsten onrecht werd aangedaan. Dan besteeg hij als een Don Quichotte zijn Rosinante en stormde manmoedig op de wind(molens)builen af. Maar in tegenstelling tot de verdwaasde ridder, hanteerde Riemens zijn pen met meer vaardigheid en wist menige steek toe te brengen. Met Don Quichotte heeft Leo de moed gemeen, waarmee beiden het onrecht bestreden. Want er was moed en kennis voor nodig om zo onomwonden voor je mening uit te komen.
Ondanks de tegenstand die hij met zijn kritiek en recensies heeft opgeroepen, moeten de brieven van gelijkgeaarden hem toch een hart onder de riem gestoken hebben. Uit de reacties op zijn journalistiek werk lijkt het wel of Leo het Nederlandse volk in twee kampen had weten te splitsen. Zij die voor hem waren en zij die niets van hem moesten weten. Een knap stukje werk, ware het niet dat deze tweedeling tot het Nederlandse karakter behoort. Zelfs wanneer zijn bewonderaars het niet met hem eens waren (wat vaker het geval was), dan bleven dezen hem toch trouw, omdat Riemens in het algemeen wist te verwoorden wat in hun harten leefde.
Mededogen
De criticus had het hart op de tong liggen en beschikte over een uitermate scherpe pen. Men kan zich de zorg van oud-hoofdredacteur Stokvis van 'De Telegraaf' voorstellen, toen hij Riemens schreef om vooral zijn pen met mededogen te hanteren. Misschien behoorde het woord 'mededogen' niet tot Leo 's woordenschat, wanneer het ging om de kunsten. Daarover kan men twisten. Blijft echter de moed en kennis over, die nodig waren om die positie in te nemen. Ik wil aan de hand van 'Uren der Zangkunst' enige voorbeelden van deze kritiek aan een nadere beschouwing onderwerpen.